Voorzitter, we willen de staatssecretaris danken voor de uitvoerige voortgangsrapportage. Het is plezierig in een uitgebreide inleiding een overzicht te krijgen. Het is ook goed alvast een kijkje in de toekomst van de regelingen te nemen. Daarover wil ik eerst iets zeggen. Thans zijn er 5 wetten en nog een andere regeling. Bovendien is er sprake van een afnemend aantal cliënten. De wetten zijn tamelijk ingewikkeld en de uitvoering daarvan complex. Dit laatste is zichtbaar in het gedrag van cliënten, die ons benaderen omdat ze zich benadeeld voelen. Navraag door ons bij de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) levert op dat dit meestal wel meevalt. Wij hebben de indruk dat de PUR zorgvuldig omgaat met zijn cliënten en dat verdient waardering.
Alles overziend lijkt het van belang eens na te denken over de komende periode. Per 1.1. 2001 zijn al aanpassingen geweest i.v.m. het ouder worden van de doelgroep, waardoor meer mensen sneller in aanmerking kwamen voor een meestal bescheiden vergoeding. Wij zouden de staatssecretaris in overweging willen geven te komen met een volgende vereenvoudiging m.b.t. de voorwaarden voor vergoeding, bijv. sterk vereenvoudigde aanvraag (de oudere doelgroep heeft moeite met lange formulieren), evt. samenvoeging van wetten etc. Ook een overheveling van taken van de PUR naar de Sociale Verzekeringsbank kan in overweging genomen worden, maar niet te snel: de specifieke deskundigheid en ervaring van de PUR met deze toch wel bijzondere doelgroep moet niet onderschat worden. Uitvoering via een “ algemeen” instituut als de SVB die dat ontbeert, kan leiden tot een stroom van verontrusting, verontwaardiging en bezorgdheid. De nieuwe eenheid binnen het ministerie kan wellicht bij deze “modernisering” behulpzaam zijn.
Territorialiteitseis. Hierover is ook al een schriftelijke vragenronde geweest en het antwoord bevredigt mijn fractie niet. Vooral gelet op het feit dat het gaat om een kleine, steeds afnemende groep, lijkt het mij wenselijk hier een aanpassing te creëren: het is niet uit te leggen dat mensen met een Nederlandse nationaliteit die niet om een medische of sociale reden zijn geëmigreerd, maar zelf het initiatief hebben genomen, niet in aanmerking komen voor een vergoeding. Het kan via een aanpassing van de Wubo, maar wat ons betreft mag het ook via een ruimhartige toepassing van de anti-hardheidsclausule. Waarom is dit niet mogelijk? De PUR bepaalt de criteria voor de “ hardheid”: ik zou de staatssecretaris willen uitnodigen stappen te ondernemen die criteria aan te passen via eenzelfde insteek als bij de vereenvoudiging van de wetten in 2001. Wanneer dit een aanpassing van de wet vraagt, dan is dat wellicht de aangewezen weg.
Een goede zaak dat e.e.a. in gang
is gezet, wij wachten de resultaten af. Hoe zit het met de bezwaren die vanuit
de Indische gemeenschap tegen dit historisch onderzoek werden ingebracht. Is dat
opgelost?
Het is schrijnend dat deze mensen zolang in onzekerheid
verkeren over een uitkering uit het Duits-Oostenrijkse fonds. Het is bijna
ondoenlijk om contact te krijgen met het Internationale Organisatie voor Migratie
en wanneer er eindelijk contact is
wordt men met een kluitje in het riet gestuurd. Na al die jaren is dat niet
acceptabel. Telkens als de kamer
spreekt over de getroffenen uit de periode 1940-45, komt dit punt ter sprake.
Ook mijn voorgangster, mevrouw Visser- van Doorn heeft hiervoor al aandacht
gevraagd. In januari 2002 heeft de
kamer een motie aangenomen (motie-Middel) die kamerbreed is ingediend. Tot nu
toe is van de daarin gevraagde vorm en inhoud van een gebaar jegens de
ex-dwangarbeiders niet veel gebleken. Wij steunen dan ook het voorstel van
mevrouw Verbeet [1]en zijn benieuwd naar de
mening van de staatssecretaris in dezen.
Voorzitter, vanaf 1 februari heft het Nationaal monument Kamp Vught entreegelden omdat er financiële problemen zijn. Inmiddels heeft de provincie Noord Brabant de helpende hand geboden, maar de teerling is toch geworpen. In beginsel hoort er geen entree te worden geheven voor bezoek aan een nationaal monument. Hoe denkt de staatssecretaris hierover? Is er sprake van een aantasting van de toegankelijkheid? Is dit niet in strijd met het streven van het rijk de herinnering levendig te houden en ons bij de les te houden wanneer mensenrechten gevaar lopen? Welke mogelijkheden heeft de staatssecretaris om beleid ten aanzien van de nationale monumenten mede vorm te geven en te voorkomen dat de toegankelijkheid in gevaar komt bijvoorbeeld door entreegelden?
Tenslotte, de Tweede Wereldoorlog liep bijna 60 jaar geleden ten einde. Tijd om na te denken om op eigentijdse wijze de gevolgen daarvan voor onze samenleving te actualiseren.
In de eerste plaats valt te denken aanpassing en vereenvoudiging van regelgeving en uitvoering ten aanzien van oorlogsgetroffenen. Hiervoor wachten we nadere voorstellen van het kabinet af.
Hetzelfde geldt voor de instandhouding van de herinnering aan deze periode in de meest brede zin. Wij zouden graag een visie van de staatssecretaris krijgen, waarin ze aangeeft hoe in heel Nederland een brede nationale infrastructuur gestalte kan krijgen.
[1] Gerdi Verbeet stelt voor dat een paar Nederlandse ambtenaren tijdelijk gedetacheerd worden bij het IOM in Geneve om de aanvragen van Nederlandse ex-dwangarbeiders behandelen en te beoordelen volgens de geldende criteria van het Duits/Oostenrijkse fonds. Op deze wijze kunnen we bewerkstelligen dat mensen sneller, maar ook beter gefundeerd bericht krijgen.